Dit bericht verscheen eerder bij Achmea
De tuinen zijn aangeplant, de monumentale kapel uit 1866 is gerestaureerd en veel appartementen zijn inmiddels bewoond. De Nieuwe Sint Jacob in Amsterdam was in het verleden een roomskatholiek oude mannen- en vrouwenhuis. Sinds april 2022 is het een modern woon-zorgcomplex: een uitkomst voor ouderen die nog veel te vitaal en zelfstandig zijn voor het verpleeghuis maar wel graag kleiner willen wonen. En dan liefst op een comfortabele plek waar ze, als het toch nodig blijkt, zorg kunnen ontvangen. Op een bankje omringd door geurend groen, gaan Hans Adriani en Robert Otto het gesprek aan over dit soort nieuwe woonvormen en andere oplossingen voor de woon-zorgopgave.
“Zoals we nu zorg leveren, lukt over twintig jaar niet meer”, zegt Hans Adriani. Als voorzitter van de Taskforce Wonen en Zorg, een initiatief van vier zorg- en woonkoepels, diverse gemeenten en twee ministeries om gemeenten tot actie aan te zetten, voelt hij feilloos aan wat er loos is. “Het aantal ouderen verdubbelt en we worden steeds ouder. Het aantal mensen met dementie neemt hard toe en het tekort aan zorgpersoneel wordt steeds groter. Het kabinet wil de groei van het aantal verpleeghuisplaatsen beperken en de toenemende zorgvraag organiseren in een systeem waarbij wonen en zorg gescheiden zijn.” Ook bij Achmea zien ze die ontwikkeling. Robert Otto: “Vanuit Zilveren Kruis en Syntrus Achmea zoeken we naar oplossingen om ouderen langer zelfstandig te laten wonen. Richt je dat goed in, dan verlicht dat de druk op de zorg én de woningmarkt. Van de miljoen woningen die erbij moeten komen, moet de helft levensloopbestendig zijn. Dat zijn tienduizenden woningen per jaar. Wij staan klaar om de komende jaren substantieel te investeren in woningen voor ouderen en zorgvastgoed. Namens onze institutionele klanten en in samenwerking met zorginstellingen willen we echte icoonprojecten creëren. Precies zoals we hier in Amsterdam met De Nieuwe Sint Jacob hebben gedaan.”
De afgelopen twee jaar heeft de taskforce er hard aan getrokken om de woon-zorgopgave bij gemeenten hoog op de agenda te krijgen. Gemeentebesturen houden de regie en bekijken voor hun dorp of stad wat er nodig is aan beleid. “Waar ‘wonen en zorg’ voorheen vooral een thema van de wethouder zorg was”, zegt Adriani, “is het nu primair een taak voor de afdeling woningbouw. Het hoort thuis in een woningbouwprogramma waarbij je nu al locaties reserveert voor de komende tien tot twintig jaar. Gemeenten moeten robuust beleid vaststellen en geen bestemmingsplanwijzigingen toestaan die niet voldoen aan deze opgave. Door nu al te bepalen waar je straks woonruimte voor ouderen kunt ontwikkelen, dicht bij voorzieningen, kan ook de benodigde zorg zich daar tijdig naartoe bewegen.”
Een mooie boodschap, maar pakken gemeenten deze ook op, vraagt Otto zich af. “Wij zijn een partij die zich graag en snel committeert aan die harde afspraken, maar de overheid is bij uitstek degene die het beleid moet maken. Landelijk, maar zeker ook per gemeente.”
Adriani: “Twee jaar geleden had twee derde van de gemeenten geen beleid omtrent wonen en zorg. Inmiddels staat het thema bij alle gemeenten op de agenda. Als Syntrus Achmea tegenwoordig belt met het Omgevingsloket, wordt de hoorn er niet meer opgegooid. Nu is het belangrijk dat we alle goede intenties omzetten in concrete prestatieafspraken. Dat laatste doen gemeenten al langer met corporaties, maar ook zorg- en welzijnspartijen en de zorgverzekeraars moeten zich daarbij aansluiten. In mijn woonplaats Nieuwegein, waar ik tot voor kort wethouder was, doet Achmea al mee maar zo’n brede samenwerking is helaas nog een zeldzaamheid.”
“Als je dit probleem goed oppakt voor ouderen,” zegt Otto, “komt er woonruimte vrij voor starters en doorstromers en wordt dat onderdeel van de oplossing. Bouwen voor ouderen is een dominosteentje dat de woningmarkt weer in beweging brengt.”
“Bouw je voor oud, dan bouw je nooit fout”, reageert Adriani. “Dat is de kern, dat is hoe de woningmarkt het best functioneert.”
Otto benadrukt daarnaast het belang van regionaal maatwerk. “De uitdaging per gemeente verschilt enorm. In Amsterdam praat je over bijna dertig procent van de nieuwbouw dat levensloopbestendig moet zijn, in Drenthe over bijna negentig procent. En in regio’s als Zeeland of Noordoost-Limburg is de toekomstige behoefte aan levensloopbestendige woningen zelfs groter dan de behoefte aan overige woningen. Hier is kortom geen nieuwbouw nodig, maar ombouw. Op die manier kan je de kosten beperkt houden, maar wel maatschappelijke impact maken. Bij onze projecten en beleggingen proberen wij hier zo goed mogelijk rekening mee te houden.” Adriani: “Jullie Achmea Dutch Health Care
Property Fund is een witte raaf als het aankomt op beleggingen in woon-zorg- en zorgvastgoed, maar die balans tussen financieel en maatschappelijk rendement is nog geen gemeengoed.” Volgens de voorzitter van de taskforce moeten overheid, ontwikkelaars en beleggers serieus kijken naar manieren om goedkoper en sneller te bouwen. “Als ik in iedere gemeente opnieuw moet bespreken hoe de zorgfilosofie van de zorgbestuurder in de architectuur van een gebouw moet landen, gaan we het niet redden om komende jaren voldoende woon-zorgwoningen te creëren. Als we echt willen versnellen, kunnen we niet om industrieel bouwen heen. We moeten toe naar een programmering op basis van standaardisatie. Met industrieel bouwen kunnen we sneller en goedkoper woningen creëren die aan alle eisen voldoen.”
Meer levensloopbestendige woningen halen ook in de zorg de druk van de ketel, maar lossen de tekorten niet op. Daarvoor zijn volgens Otto meer oplossingen nodig: “We gaan naar nieuwe vormen van zorg, waarbij we mensen veel meerin hun eigen huis bedienen. Ik ben overtuigd van het nut van digitale zorg, monitoring op afstand, en oplossingen om bijvoorbeeld nierdialyse of chemotherapie thuis te ontvangen. De wereld is er klaar voor. Tijdens de coronapandemie zagen we dat patiënten zich snel aanpassen aan digitale zorg.
Veel mensen vinden het ook heel prettig. Uiteraard kunnen patiënten altijd blijven kiezen voor fysieke zorg of de combinatie. Dat blijft belangrijk, ook als het gaat om mentale gezondheid.” Een bezoekje aan de huisarts is voor sommige mensen soms ook het enige uitje van de dag, zegt Adriani. “Vormen van nabuurschap of omzien naar elkaar lopen niet toevallig als een rode draad door succesvolle projecten. Initiatieven moeten investeren in recreatie- en ontmoetingsruimten en een hospitalitymanager of een opbouwwerker die de leefwereld van bewoners verbindt met de systeemwereld van gemeenten en zorginstanties. Voor bewoners is dat soms even wennen. Ze denken: wat doet die opbouwwerker hier op mijn galerij? Maar uiteindelijk hebben zowel zij als de samenleving er baat bij: de bewoners ervaren meer steun vanuit hun directe leefomgeving en de zorgvraag gaat omlaag.”
“Het begint bij zorgen voor elkaar”, zegt Otto. “Achmea is ook actief in landen als Griekenland, Slowakije en Turkije. Daar valt het me op dat de gemeenschap voor veel zaken terugvalt op het sociale netwerk van familie, vrienden en buren. Van verzekeringen tot het betalen van een begrafenis. Mensen daar vinden het ondenkbaar en bijna barbaars om ouderen in een traditioneel bejaardentehuis te plaatsen zoals wij altijd gedaan hebben. Ik zeg niet dat Nederlanders hun hulpbehoevende vader of moeder in huis moeten nemen, maar we moeten zeker meer naar elkaar omkijken. Geïnspireerd op de vroegere seniorenhofjes, hebben we in De Nieuwe Sint Jacob niet alleen gemeenschappelijke ontmoetingsruimten maar ook een communitymanager die let op thema’s als eenzaamheid. Als de gordijnen eens wat langer dicht blijven, stapt deze persoon daarop af als de buren dat niet al gedaan hebben.” Aan de nieuwbouw en ombouw van levensloopbestendige woningen is een kostenplaatje verbonden. Hoe zorg je ervoor dat deze woningen ook toegankelijk zijn voor ouderen zonder spaarpot of dik pensioen?
Adriani: “Het wordt extra moeilijk om de lagere inkomensgroep te bedienen. Een woning die ook is toegerust op toekomstige zorg kost € 17 tot 25 duizend euro meer dan een gewone woning. Woningcorporaties kunnen die kosten niet in de sociale huur versleutelen. Het zou helpen als een regionaal zorgkantoor 2 tot 3 procent van het jaarbudget hierin zou mogen investeren, samen met geld uit de Wet langdurige zorg en een risico-investering vanuit een zorgaanbieder.” Daar komt nog bij dat mensen uit lagere inkomensgroepen relatief vaker in verpleeghuizen terechtkomen. Otto: “Wij verwachten daar, medisch gezien, bovendien steeds zwaardere gevallen. Als zorgverzekeraar sturen we nadrukkelijk aan op preventie, zodat mensen langer gezond thuis kunnen wonen. Dat begint met een gelukkig en gezond leven, maar heeft ook te maken met bewegen, goede voeding en slapen. Ik ben wel optimistisch: bewustwording en leefstijlprogramma’s dragen bij aan een vitalere generatie ouderen die langer zelfstandig kunnen wonen.” Adriani: “Ook ik ben een optimist, al maak ik me wel zorgen. Het kán goedkomen, maar alleen als overheid, ontwikkelaars, bouwers en het zorg- en zorgverzekeringsveld hierin samenwerken. Dit is geen project, dit is een proces.”