Om de woonzorgopgave goed aan te pakken, moet je volgens Marleen breder kijken dan alleen de behoeften van ouderen. Ze ziet dat er een verschil zit tussen landelijke actualiteiten en prioriteiten op stadsniveau. Marleen: “Ouderen zijn lokaal wel belangrijk, maar niet altijd het meest urgent. De lokale prioriteiten hangen vaak af van actuele gebeurtenissen. Zoals de crisis in Afghanistan, die een hevige discussie over de huisvesting van statushouders veroorzaakte. Of de krappe woningmarkt, waardoor veel mensen dak- en thuisloos worden.”
Wat Marleen betreft, moet er daarom vanuit een integrale blik naar de woonzorgopgave voor alle inwoners van een stad worden gekeken, om zo een beeld te krijgen voor wie je straks moet gaan bouwen en op welke plek. “Want als je de opgave in stukjes knipt”, vervolgt Marleen, “is er altijd een doelgroep die aan het kortste eind trekt. Zorg er daarom voor dat je als gemeente een analyse op wijkniveau uitvoert en de woonbehoeften van al je inwoners inzichtelijk krijgt. Dan pas kun je gericht plannen maken.”
De gemeente Leiden heeft al stappen gezet om de woonzorgopgave aan te pakken. Zo is er een goed overzicht van de wensen van inwoners, wordt er gesproken met verpleeghuizen over de behoeften van bewoners en worden zorgverzekeraars betrokken bij nieuwe plannen. Ondanks deze mooie initiatieven vindt Marleen dat er een versnelling nodig is: “We zijn er nog lang niet. Sommige projecten zijn pas net opgestart, maar we hebben ook projecten die al jaren lopen en niet vooruitkomen. Zo is er een groep ouderen in Leiden die zelf een geclusterde woonvorm wil realiseren en daar heel concrete plannen voor heeft. Deze plannen liggen er al tien jaar en zijn nog steeds niet gerealiseerd. Dat is dus ook de realiteit. Er zit duidelijk nog licht tussen droom en daad.”
Volgens Marleen hebben gemeenten een grote rol in de versnelling van de aanpak van de woonzorgopgave: “Ga voorafgaand aan een nieuw proces met elkaar rond de tafel en bespreek wat er nodig is en voor wie. En dat geldt dus ook voor de gemeente. Op deze manier kun je sturen op het bouwen van woningen waar behoefte aan is en dus vooraf de programmering bepalen.” Nu gebeurt het volgens haar vaak dat gemeenten pas aan het einde van het proces hun inspraak geven, waardoor teveel randvoorwaarden al zijn vastgesteld en er weinig ruimte voor aanpassingen over is. “En dat moet echt anders om aan de behoeften van verschillende doelgroepen te kunnen voldoen”, aldus Marleen.
Daarnaast kaart Marleen aan dat het woonvraagstuk ook een sociologisch en psychologisch vraagstuk is geworden. Veel mensen zien namelijk op tegen een verhuizing, omdat ze niet kunnen terugvallen op een sociaal netwerk. Hier liggen kansen voor een gemeente, legt ze uit: “We krijgen geregeld van corporaties teruggekoppeld dat mensen een verhuizing niet kunnen overzien. Waar laat ik al mijn spullen? Wie gaat mij verhuizen? Door een verhuisvergoeding of een verhuisservice aan te bieden, kan een gemeente verhuizers tegemoetkomen en zo de bereidheid tot verhuizen vergroten. Als je als gemeente wilt dat de doorstroom van woningen op gang komt dan helpt faciliteren.”
Tot slot benadrukt Marleen dat het echt tijd is voor gemeenten om samen met betrokken partijen concrete doelstellingen vast te leggen en de domeinen wonen, welzijn en zorg met elkaar te verbinden. Volgens Marleen biedt de Taskforce hiervoor voldoende handvatten: “De Taskforce staat voor het grotere, landelijke verhaal van de woonzorgopgave. Door bij de Taskforce aangesloten te zijn, kom je sneller met andere partijen in contact en kan er sneller worden gehandeld. En zo wordt het gemakkelijker om de woonzorgopgave ook op lokaal niveau op de kaart te krijgen.”
Dit is niet iets alleen van de overheid. Iedere Nederlander moet zelf aan de bak, besluit Marleen: “Denk op tijd na over hoe je later oud wilt worden. Ga het gesprek met elkaar aan om op tijd te verhuizen, zodat je nog zelf kunt kiezen waar je wilt gaan wonen en het geen noodzakelijke handeling wordt.”